Een casus

De praktijk

De (huisarts) voorzitter begint met de vraag of iemand met een acute kwestie wil beginnen.: iets wat de huisarts net heeft mee gemaakt, en hem hoog zit, of iets waar hij niet goed kan uit komen. Ook komt het soms voor, dat een huisarts een bezoek aan een moeilijke patient zo plant, dat hij aansluitend aan de groep advies kan vragen. Daarnaast is er meestal met een of twee groepsleden de afspraak tevoren gemaakt een casus in te brengen. De groep begint met een korte toelichting van de casus, gevolgd door overleg aan welke volgorde de voorkeur gegeven zal worden.

Bij de bespreking hanteert de voorzitter twee richtlijnen. In de eerste plaats probeert hij zoveel mogelijk het intercollegiaal overleg te bevorderen.

Een huisarts brengt een casus in. Zijn of haar professioneel handelen wordt dan aan een onderzoek onderworpen. Er is met name aandacht voor het aspect van overdracht en tegenoverdracht in relatie tot de patient. Welke 'emotionele problemen' ervaart de dokter in relatie tot de patient? Wat roept dit bij hem of haar op? Het spreekt vanzelf dat de leden van de groep garant staan voor de privacy. De inleider kan rekenen op het zwijgen van de leden naar buiten. Het is van groot belang, dat elk onderwerp in een veilige en vertrouwde sfeer aan de orde kan komen Degene die de casus inbrengt moet zich veilig voelen!

De bijdrage van psychotherapeut bestaat uit het attenderen van allerlei psychische verschijnselen. Hij doet dat door tijdens de besprekingen vragen te stellen, opmerkingen te maken en verduidelijkingen te geven. Aan het eind is er meestal een afsluitend commentaar waarin enige uitleg wordt gegeven.

Als een groepslid zijn of haar persoonlijke problematiek ter sprake brengt, is dat niet de bedoeling. Wat nagestreefd wordt is het vergroten van het inzicht ten behoeve van de praktijk beoefening, niet een verandering van de persoonlijkheid. Anders gezegd: de bijeenkomsten dienen niet het karakter te hebben van een groepstherapie, maar zijn bedoeld om ervaringen op te doen in het omgaan met de psychosociale problematiek, die zich kan voordoen bij het uitoefenen van het huisartsenberoep.

Een casus

Dokter T doet een astma/COPD-spreekuur in een huisartsenpraktijk. Hij probeert de mensen te coachen in hun omgang met hun chronische ziekte, inclusief het onderzoeken van ziektewinst. Dochter en moeder. Dochter wordt door hem behandeld voor haar astma en heeft ook veel eczeem. Toen patiÎntje in de wachtkamer was, vroeg hij moeder wat ze van de uitspraak vond, dat de huid een spiegel van de ziel is.

De dag erna belde moeder op of ze langs mocht komen. Toen ze kwam had ze een heel relaas over alles wat er mis is in haar eigen ziel, waaronder haar problemen in een relatie met een dwangneurotische man.

Kort erop belde ze weer op, ditmaal op zijn prive GSM, waarvan ze alleen het nummer had voor als er technische problemen met een aan patiÎntje uitgeleend astma-apparaat zouden zijn. Ze vertelde telefonisch weer haar hele levensverhaal. Het kwam allemaal te dichtbij, hij volede dat hij zijn grenzen moest stellen.

Hij heeft haar terug verwezen naar het spreekuur van de huisarts dokter X, en zijn collega ingelicht dat ze een afspraak zou maken.

Balintvraag: Ik was bang voor de emoties. Waar eindigt mijn verantwoordelijkheid als arts? Ben ik weggelopen? Heb ik het te snel over de schutting gegooid? De moeder van patiente is 175, overslank,  tiptop verzorgd, attractief. Ze lijkt wel wat op zijn partner. Hij had al gedacht, dat het hem niet zou verbazen als ze hem zou bellen, maar schrok toch toen het gebeurde.

Vrije associatie van de andere groepsleden:

"Hij heeft het niet te snel afgestoten, maar is juist te lang doorgegaan."

"Dr. T.'s tegenoverdracht overkomt iedereen. Je gaat pas glijden als je niet herkent dat er tegenoverdracht is. En dit herken je pas bij het eerste stukje glijden. Je schrikt van je tegenoverdracht, en uit schrik gooi je het terug naar huisarts X."

"Ik mis het kind. Wat ik nu belangrijk vind, is terug te gaan naar het kind."

"Hij zou met open vizier met haar in een consult kunnen bespreken, dat hij met dr. X heeft gesproken en dat ze samen hebben besloten dat ze psychotherapie adviseren. Hij kan haar zeggen, dat dokter X. blij is dat dit verhaal er bij hem uit kwam, omdat moeder er nu wat mee kan gaan doen. En advies met patiëntje naar dokter X. te gaan voor haar eczeem, want dat valt buiten het longenspreekuur."

"Dokter J.: 'Fascilitating self-disclosure' kan wel. Dan vertel je weinig beladen dingen over je prive-leven, met het doel dat die een spiegel kunnen zijn voor de patient."

"Het over de schutting gooien uit angstreactie, kan een boosheidreactie bij de patient geven. Want die voelt de spanning van de grensoverschrijding evengoed."

"Dokter T werkt opeens in een eerstelijnssetting. Dat is een setting waarin gesprekken vaak persoonlijker worden dat in de tweede lijn gewoon is. Als hij wil doorvragen over zaken, zal hij ook zijn positie naar de patient (of in dit geval patientjes moeder) duidelijk moeten maken."

Reactie van dokter T:

"Ik kan bij een telefoongesprek niet voldoende afstand bewaren, heb het laten gebeuren. Later heb ik gezegd 'Dit is zo verwarrend voor mij en U.' Als ik meer wil weten, leg ik altijd uit waarom ik het wil weten. Daarmee schep ik duidelijkheid."

Hij herkent de tegenoverdracht. En denkt - opgelucht - met de nieuwe inzichten en de adviezen van zijn collega's zijn grenzen beter te kunnen stellen en weer verder te kunnen met deze patient.

Downloads: